Autonomie moet je willen

Wat ons drijft

Autonomie moet je willen

Ons onderwijssysteem is failliet’, aldus filosoof Jan Bransen afgelopen 29 januari in Trouw. Hoewel hij van chargeren houdt, is hij duidelijk in zijn boodschap: ‘het onderwijssysteem moet, van basisschool tot en met universiteit, anders ingericht worden.’. Motivatiemeester Gerard van de Weijer was als meelezer betrokken bij het nieuwe boek van Bransen: ‘Gevormd of vervormd’. Bransen en Motivatiemeesters pleiten deels voor dezelfde zaak: onderwijs waarbinnen leerlingen zelf (leren) bepalen wat ze nodig hebben om te leren. Beiden zijn een groot voorstander van verantwoordelijkheid aan leerlingen/studenten geven. Bransen pleit voor een duaal systeem (werken en leren) waarin leerlingen ervaren wat ze willen en kunnen. Zelf ervaren en niet voor spek en bonen meedoen, leven = leren en dat duurt een leven lang! Hij richt zich hier met name op de persoonsvorming: Wie ben ik, wie wil ik zijn?. Autonomie-ondersteunend lesgeven helpt daarbij.

Het huidige onderwijssysteem gaat ervan uit dat anderen bepalen wat leerlingen jarenlang gaan leren. Dit aanleren gebeurt volgens Bransen in het huidige onderwijssysteem “meestal in kleine door anderen geselecteerde brokken waarbij voortdurend getoetst wordt”. Een toets die in alle facetten is bepaald door de docent en niet door de leerling(en). Dit doet denken aan een uitspraak van Ali B: “Onderwijs geeft mij heel veel antwoorden op vragen die ik niet heb. Studeren brengt mij tot antwoorden op vragen die ik wel heb.”

Als het leerlingen meezit worden zij enigszins begeleid in de zoektocht van het zelf (leren) bepalen van wat ze nodig hebben om te leren. Is dat het idee van onderwijs? Dat leerlingen leren hoe ze autonoom kunnen zijn? Deze afhankelijkheid is wellicht de dood in de pot. Brengt deze manier van aanleren de psychologische basisbehoeften niet in gevaar? Motivatiemeesters denkt van wel. Bransen stelt zelfs dat ‘er niets, maar dan ook helemaal niets meer overblijft van de leerlust waarmee de kleuter ooit de school binnenkwam. Die intrinsieke motivatie is onberispelijk gedisciplineerd. Het kind is een leerling geworden. Hij kent zijn rol. Hij leeft zijn leven passief, afwachtend, reactief en gehoorzaam.’ Recent onderzoek van Scherrer en Preckel onderschrijft de afname van motivatie naar mate de schoolcarrière van leerlingen vordert.

Dit resulteert in moeten in plaats van willen. Het willen van de leerling staat nauwelijks centraal in ons onderwijssysteem. Het is iets dat moeilijk in een vooraf vastgesteld systeem te gieten is waardoor de illusie van controle in stand wordt gehouden.

 

Wat werkt wel?

In september 2014 begon in Roermond de Agora-school met het idee dat elk kind op zijn eigen manier moet leren, gedreven door zijn eigen interesses en vragen. Een autonomie-ondersteunende aanpak volgde. Volgens Bransen zijn “dergelijke experimenten belangrijk omdat ze de praktijk in ons huidige onderwijssysteem ondermijnen.” Door autonomie-ondersteunend les te geven kun je als onderwijsorganisatie of docent toekomen aan de psychologische basisbehoeften. Dit kan door vanuit een toegankelijke houding uitnodigend te communiceren middels bijvoorbeeld inzetgerichte feedback en door vertrouwen uit te spreken (interactie). Vanuit dit uitgesproken vertrouwen kun je als docent werken aan saamhorigheid. Om deze saamhorigheid te stimuleren helpt het om de kenmerken van de leerlingen in beeld te hebben. Bij deze kenmerken kan gedacht worden aan leeftijds- en gedragskenmerken, kennis, vaardigheden en interesses. Op basis van deze kenmerken kan een motiverende uitdaging geformuleerd worden waarmee je als onderwijsorganisatie en/of docent vooral inspeelt op de zone van naaste ontwikkeling. Om deze uitdaging te formuleren willen leerlingen graag meedenken. Stimuleer hen daartoe. Geef hen vervolgens de ruimte om te bepalen wanneer, met wie, hoe en waarmee ze aan deze uitdaging gaan werken (keuzes). Leerlingen zijn deze aanpak niet gewend en zullen hiermee moeten leren omgaan. Bied hen daarom houvast middels een structuur waarbinnen ze de ruimte krijgen om regisseur van hun eigen leren te zijn.

Veelal reageren onderwijsorganisaties en docenten sceptisch en hebben het gevoel alles te moeten loslaten. Speelt hier de bekende challenge of change? Motivatiemeesters pleit niet zozeer voor veranderen, maar voor verbeteren. Wanneer verbeteren voelt als het loslaten van het bekende, probeer het dan te zien als iets toevoegen aan het bekende. Hoe je dat doet? Door in eerste instantie de moed te verzamelen om het anders te willen doen!