Autonomie in de klas: Vrijheid binnen grenzen

Wat ons drijft

Autonomie in de klas: Vrijheid binnen grenzen

Op Bevrijdingsdag kunnen we ervoor kiezen onze vrijheid te vieren. Een kostbaar goed, dat we koesteren en herdenken. We vieren dat we kunnen denken, voelen, zeggen en doen wat we willen (uiteraard binnen een structuur die chaos voorkomt ;-)). Vrijheid gaat over ruimte ervaren, een gevoel dat we ook in het onderwijs belangrijk vinden.

Vanuit de motivatiepsychologie kennen we hiervoor de term autonomie: het gevoel dat je zelf richting mag geven aan je keuzes. Als docent speel je een sleutelrol in het faciliteren van autonomie. Het gaat er niet om leerlingen maar aan hun lot over te laten (wat soms als ‘vrijheid, blijheid’ wordt gezien), noch om hen constant aan de hand te nemen. De kunst is om een omgeving te creëren waarin leerlingen zich competent voelen, relaties met anderen ervaren en vooral autonome keuzes kunnen maken.

“De sleutel tot werkelijk motiverend lesgeven ligt niet in het aanbieden van meer vrijheid, maar in het organiseren van autonomie-ondersteuning én structuur in je onderwijs”

In het onderwijs proberen we autonomie vaak te ondersteunen door leerlingen veel vrijheid te geven of zelfstandig te laten werken. Denk aan kiesborden en weektaken of keuzemodules/vakken en zelfstandig werken tijdens de les. Toch schiet deze aanpak ook wel eens haar doel voorbij.

De valkuil?

Vrijheid en/of zelfstandigheid staat niet automatisch gelijk aan autonomie. In dergelijke situaties zien we zelfstandigheid als een belangrijke vaardigheid voor leerlingen. We willen dat ze initiatief nemen en problemen zelfstandig kunnen oplossen. Maar de relatie tussen zelfstandigheid en autonomie is complexer dan het op het eerste gezicht lijkt. Zelfstandigheid kan namelijk op twee manieren ervaren worden: als een vrijwillige keuze of als een gedwongen omstandigheid. En juist die vrijwilligheid is cruciaal voor het ervaren van autonomie. Cruciaal is het inzicht dat zowel zelfstandigheid als afhankelijkheid verschillende gezichten kennen. Ze kunnen vrijwillig of gedwongen zijn, en dit onderscheid heeft een enorme impact op de autonomiebeleving van leerlingen. In Afbeelding 1 vatten we dit helder samen op basis van het maken van een oefening tijdens de les:

Afbeelding 1. Vrijwillige versus gedwongen zelfstandigheid en afhankelijkheid.

Denk aan een leerling die vrijwillig kiest om zelfstandig aan een taak te werken, omdat hij de stof begrijpt en graag op eigen tempo doorgaat. Dit getuigt van een autonome keuze. Maar stel je voor dat een andere leerling, die de stof nog niet goed beheerst, gedwongen wordt om zelfstandig te werken zonder enige ondersteuning. Dit kan leiden tot frustratie en een gevoel van incompetentie, wat het gevoel van autonomie én competentie juist ondermijnt.

Hetzelfde geldt voor afhankelijkheid. Een leerling die vrijwillig om hulp vraagt, handelt vanuit een gevoel van controle over zijn leerproces. Hij kiest ervoor om op dat moment afhankelijk te zijn van de hulp om verder te komen. Dit staat in schril contrast met een situatie waarin een leerling gedwongen afhankelijk is, bijvoorbeeld doordat de docent constant het tempo bepaalt of steeds over de schouder meekijkt en ongevraagd advies geeft, waardoor er geen ruimte is voor eigen initiatief.

In Afbeelding 2 hebben we het overzicht uit Afbeelding 1 vertaald naar concrete voorbeelden uit de klas.

Afbeelding 2. Concrete voorbeelden van hoe zelfstandigheid en afhankelijkheid zowel vrijwillig als gedwongen kunnen verlopen.

Hoe doe je dat concreet?

In “Motiverend Lesgeven. Hoe? Zo!” bieden we een schat aan praktische handvatten om als docent rekening te houden met de autonomie van leerlingen en deze te ondersteunen. We beschrijven uitgebreid hoe je:

  • Keuzemogelijkheden biedt: Laat leerlingen keuzes maken als het gaat om bijvoorbeeld onderwerpen, werkvormen, presentatievormen of zelfs de volgorde van taken.
  • De inbreng van leerlingen waardeert: Toon oprechte interesse in hun ideeën en perspectieven. Dit geeft hen het gevoel gehoord te worden en invloed te hebben.
  • Uitleg geeft over het waarom: Leg de relevantie en meerwaarde van leerdoelen, taken en leerstof uit, zodat leerlingen het nut kunnen inzien en zich hier meer achter kunnen scharen.
  • Ruimte geeft voor eigen initiatief: Moedig leerlingen aan om zelf oplossingen te zoeken, vragen te stellen en hun eigen leerpad te verkennen.
  • Reflectie stimuleert: Verdiep je in het perspectief van leerlingen door hen in dialoog met jou en elkaar na te laten denken over hun eigen leerproces en de keuzes die ze maken.

Door bewust te zijn van wat autonomie-ondersteuning omvat, en door te streven naar vrijwillige zelfstandigheid en afhankelijkheid, kunnen we een leeromgeving creëren waarin leerlingen zich vrij en gesterkt voelen om hun eigen leerproces vorm te geven.

“Het belangrijkste in motivatie voor het onderwijs is wat mij betreft dat docenten het vertrouwen krijgen dat het ondersteunen van de autonomie van leerlingen iets oplevert in plaats van dat het iets kost.”

Dit citaat raakt de kern van de zaak. Autonomieondersteuning is geen extra last, maar een investering in de motivatie, betrokkenheid en het welzijn van leerlingen, wat uiteindelijk leidt tot betere resultaten. En zo zien we dat het ondersteunen van autonomie een blijvende waarde heeft in het onderwijs, net zoals we de waarde van vrijheid blijven vieren en herdenken.

Meer weten?

Aanbod